Ken je dat boek? | THE BOOKS HAPPEN – Henny Overbeek

‘Ken je dat boek?’, is zo’n vraag die Henny in de afgelopen 15 jaar dat ik hem ken in vrijwel elke ontmoeting wel een keer stelt. Henny houdt van boeken. Je kunt gerust van liefde spreken.

Beschouwingen bij het werk van Henny Overbeek n.a.v. zijn project ‘The Books Happen’ door Vincent Dams. De tentoonstelling ‘THE BOOKS HAPPEN’ is nog te zien tot en met 2 februari 2020 in Kunstenlab.

Mocht je hem al kennen of nog ooit ontmoeten, dan zou je er eens op moeten letten hoe hij het woord ‘boek’ alleen al uitspreekt. Beetje lastig om exact te omschrijven, maar als Henny het woord ‘boek’ zegt, ligt daar een toon in die zijn liefde ervoor verraadt, een onvervalste fascinatie, een obsessie wellicht… Het wordt in ieder geval altijd met een bepaald belang uitgesproken. Zijn blik, of een tikje nederig naar beneden gebogen, met zijn hoofd schuddend, of de andere kant op, met grote ogen vol enthousiasme je aankijkend over welke hij nu weer in zijn handen heeft gehad. Ik stel me dan ook voor dat Henny’s eerste woord niet ‘mama’ of ‘papa’ of ‘auto’ of ‘hond’ was, maar ‘boek!’*

De eerste keer dat ik Henny ontmoette, besef ik nu, was zowaar op een boekpresentatie. Zo’n 15 jaar geleden dus. Hij had een exemplaar te pakken van Aaron van Erp’s eerste publicatie. En aangezien het merendeel van de mensen met wie ik daar was bestond uit arme jonge kunstenaars die 100 euro voor een boek op dat moment net iets te veel vonden, stond men over zijn schouder mee te kijken. En ik dus ook. Hij keek me toen behoorlijk argwanend aan met een blik van ‘wie ben jij’ en zei vervolgens ‘hoi’, op een manier zoals alleen Henny ‘hoi’ kan zeggen.

Maar goed. Henny dus. Voor we bij zijn eigen boeken komen en om aan de vraag van Kunstenlab te voldoen om over onze samenwerking te schrijven met betrekking tot zijn boekenproject, lijkt het me goed om eerst zijn beeldende werk buiten de boeken om trachten te beschrijven.

Tentoonstelling THE BOOKS HAPPEN, Kunstenlab 2020

In de afgelopen twee dagen terwijl ik daar tijdens het tekenen een beetje over zat te mijmeren kwam het woord ‘monnik’ de hele tijd bovendrijven. Een gedachte die voortkomt uit een duidelijke stijlbreuk die zo’n 9 jaar geleden plaatsvond. Ik stond er zelfs bij toen zich dat voor het eerst manifesteerde. Henny was namelijk net begonnen om de omlijning van een haas op een grote witte stenen wand met een balpen in te vullen. Waar zijn werk daarvoor voornamelijk bestond uit collages en assemblages (die we ook geregeld samen op grote wanden maakten) begon daar in de Fabriek te Eindhoven** een nieuw hoofdstuk in zijn oeuvre; De balpen werken. Het monnikenwerk (Of gekkenwerk. Dat kan ook.)

Vanaf dat moment veranderde zijn atelier dus als het ware in een klooster. De oude collages, nu in zijn nieuwe rol als geestelijke in een nieuw licht gezien, vervullen de rol van het platte, het alledaagse, het banale. De met chirurgenmesjes versneden papieren zijn als fragmenten van een overweldigend random, zinloos aards bestaan; Werken die in hun verwoede pogingen met de materie nog tot een betekenisvol beeld wilden komen. Maar met behulp van László Biró’s uitvinding*** sloop er plots een sublimatie binnen.

Eentje van de herhaling van de kleine handeling. De balpen bleek hier, bij hem, opeens een tast naar iets hogers. Daar waar de dwangneurose omslaat in zen. Waar berusting de hand leidt. Waar de ‘écriture automatique’**** van begin vorige eeuw honderd jaar later opeens weer uit het niets opbloeit tot beelden die bijna niet anders kunnen dan ons toeschouwers associaties geven met een eindeloos uitdijend heelal. Een pen punt draaiend als de planeten, bewegend op het nog lege witte vel achter het donkere universum. U kan en mag dit natuurlijk allemaal een ietwat overdreven vergelijking en beeldspraak vinden. Maar als Henny zijn balpen tekeningen ook nog eens titels meegeeft als ‘Notes taking the sky’ of ‘The sky takes notes when we speak’, kan ik niet anders concluderen dan dat we hier met een onconventionele monnik te maken hebben. Een monnik die dus zowel het aardse als het hemelse verbeeldt. Een monnik die de boeken zowel schrijft als verlucht. Een echte oude middeleeuwse monnik die zowel bier als boeken brouwt. Maar wel een monnik die een jazzplaat opzet in plaats van Gregoriaans gezang, voor hij kalm voorovergebogen aan zijn dagelijkse devotie begint.

En met de jazz komen we dan bij de boeken. De samenwerkingen. Henny is sowieso één van de weinigen met wie ik ooit ook echt samen één ding heb gemaakt. En dat heeft niets te maken met de beelden die we maken, maar met de mentaliteit waarmee we ze maken. Dus. Voor de boeken waren er dus de grote wandcollages die we her en der samen lieten ontstaan. En als leerlingen van ons eigen ‘Real Book’***** zijn die samenwerkingen het best te vergelijken met de jazz. We namen dan allebei wat basismaterialen en wat ideetjes mee, onze instrumenten. En begonnen eenvoudig te spelen met onze spullen zodat de muziek vanzelf op de muur ontstond. (Improviseren noemt men dat. ‘Maakt jouw bas dat geluid? Dan doet mijn piano zo. Oja, hang jij daar een paarse aap op? Dan hang ik hier 6 gele stroken karton’). Het prettigst van die samenwerkingen vind ik wel dat er van tevoren vrijwel niets besproken wordt. En tijdens het maken werd er ook niet veel over het werk gezegd. (Er wordt wel veel geouwehoerd natuurlijk). Alles ontstaat daar vanuit een gevoel van vanzelfsprekendheid. Telepathisch, zou ik bijna willen zeggen. ****** Er wordt voornamelijk gekeken. Een vraag als ‘werkt deze lap stof hier?’ hoeft niet gesteld te worden. Alle handelingen worden vanzelf in een kort ja of nee beantwoord. Ik denk dat het maar één keer is voorgekomen, bij een installatie in de Paraplu fabriek te Nijmegen, dat er een geschilderd stukje hout als een kind van gescheiden ouders de hele tijd van plek wisselde. Daar zeiden we ook niks over. Ik zette het gewoon neer waar ik dacht dat het thuishoorde. En als ik dan terugkwam van de wc stond het weer op de plek waar Henny het wilde. En dat ging zo een week lang door tot aan de opening. Ik heb nu geen flauw idee meer wat voor stukje hout het was of waar het uiteindelijk terecht is gekomen…


Installatie ‘How Sweet is was’ van Henny Overbeek en Vincent Dams , Paraplufabriek, 2011 | pagina uit ‘The Books Happen’

En dat proces is denk hetzelfde bij zijn boeken. Alleen wat kleiner van formaat. Heel praktisch ook. Henny levert in de meeste gevallen hier de basis; verschillende papiersoorten, leeg of bedrukt, worden samengebonden tot een boek. En dat geeft hij aan iemand met wie hij graag wil spelen. En dan wordt over en weer gereageerd op de pagina’s tot het boek uit is. Zodat er weer aan een volgende begonnen kan worden. En er zo langzaam maar zeker een heel persoonlijke, unieke bibliotheek ontstaat. Die je helaas niet kan lenen met een pasje. Maar ik kan nu wel zeggen: ‘Ken je die boeken? Van Henny Overbeek? Nee? Dan moet je nu gewoon effe naar Kunstenlab in Deventer gaan. Daar liggen er een paar. Krijg je witte handschoentjes, kan je lekker bladeren’. 

* Logischerwijs wil ik nu weten wat het favoriete plaatjesboek was van de jonge Henny.

** Dat was de tentoonstelling ‘Buiten de lijnen’, maart 2011 De Fabriek, Eindhoven.

***  László Biró, (1899-1985) Hongaarse journalist en uitvinder van de balpen.

****  écriture automatique, het zogeheten automatische schrijven, zeer populair begin 20e in de literatuur, bij dadaïsten en surrealisten maar ook in de psychologie en parapsychologie

***** Het ‘Real Book’, of het ‘Fake Book’ ontstond in de jaren ‘70 door muziekstudenten die de bladmuziek voor Jazz standards wilde samenstellen. Omdat zoiets er nog niet was ontstond er dus langzaamaan een alsmaar groeiend boek dat muzikanten van elkaar kopieerden. Aangezien de samenstellers allemaal arme studenten/muzikanten waren en er zodoende geen rechten werden betaald is het ‘boek’ lange tijd illegaal geweest. (Voor zover ik weet bespelen Henny en ik beide geen muziekinstrument, en kunnen we allebei geen noten lezen).

****** Oud docent Toon Teeken noemde ons ooit in een tekst twee broertjes die elkaar bijna vlekkeloos aanvoelen. Een andere oud leraar George Korsmit (Henny studeerde op de academie in Den Bosch van 1996-2000, ik van 2003-2007), zei ooit tegen Henny, toen hij hem regelmatig assisteerde, dat hij nu een student had die Henny eigenlijk zou moeten ontmoeten. Henny dacht: ‘Ja zal wel’. Maar die ontmoeting had dus allang plaatsgevonden (Nog los van het feit dat ik Henny na de eerste kennismaking op die boekpresentatie, al vanaf mijn 12e bleek te kennen). En dat is naast het hemelse en het aardse, het ondergrondse werkgebied dat hier verder, als heilige drie-eenheid, voor het fatsoen buiten beschouwing wordt gelaten). Ik zal gewoon nooit meer het moment vergeten dat Henny en ik rustig in de gang op de academie in Den Bosch stonden te ouwehoeren (ik studeerde nog en Henny gaf een workshop voor de tweedejaars) en George kwam langsgelopen. Hij zag ons staan en trok zo’n mooie rare blik van ongeloof en verwarring. Liep door. Liep terug. En zei, ‘fuck, jullie kennen elkaar’. ‘Dit is die gast die ik bedoelde’. Waarop we allemaal samen begonnen te lachen. En mocht er een bedoeling zijn, dan is dat de bedoeling.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.